Verruiming BTW vrijstelling voor sportbeoefening in 2019
Organisaties zonder winstoogmerk die sportbeoefening door leden tot doel hebben zijn vrijgesteld van BTW en hebben geen recht op aftrek van BTW. Dit geldt bijvoorbeeld voor een rugbyvereniging. Al in 2013 heeft het Europese Hof geoordeeld dat de vrijstelling niet beperkt mag blijven tot sportbeoefening door leden. Na jaren de boot af te hebben gehouden heeft het kabinet in de zogenaamde startnota bekend gemaakt dat de sportvrijstelling in 2019 verruimd wordt en niet meer beperkt is tot het aan leden gelegenheid geven tot sportbeoefening.
Wat is sport voor de BTW?
Van sportbeoefening is sprake bij actieve inspanning van lichaam en/of geest met het oogmerk om het lichamelijke en/of geestelijk welzijn te verbeteren, waarbij competitie- en/of spelelementen/spelregels een rol spelen. Volgens het Europese Hof is wedstrijdbridge geen sport omdat sprake is van een te verwaarlozen lichamelijke component.
BTW en sportstructuren
Om BTW aftrek op sportaccommodatie te realiseren is in de praktijk regelmatig de structuur vorm gegeven waarbij door een gemeente of via een sportstichting sportaccommodaties ter beschikking worden gesteld aan sportverenigingen. Deze ter beschikkingstelling van sportaccommodaties is bij een juiste vormgeving belast met 6% BTW. Zo ontstaat de situatie dat 21% BTW op de investering in de sportaccommodatie aftrekbaar is en de sportvereniging “slechts” een BTW druk heeft van 6% op de vergoeding die zij aan de gemeente/ sportstichting betaalt voor gebruik van de sportaccommodatie.
Gevolgen verruiming BTW sportvrijstelling voor sportstructuren
Doordat de sportvrijstelling ook van toepassing is bij het zonder winstoogmerk gelegenheid geven tot sportbeoefening aan niet-leden valt de ter beschikkingstelling van een sportaccommodatie door een gemeente/sportstichting bij een niet commerciële exploitatie vanaf 2019 onder de sportvrijstelling. Over de vergoeding die aan de sportvereniging in rekening wordt gebracht hoeft dan geen BTW afgedragen te worden, maar ook het recht op BTW aftrek vervalt. Zonder overgangsregeling zou daar nog bijkomen dat voor investeringen die niet ouder zijn dan 10 jaar door toepassing van de herzieningsregeling een deel van de BTW aan de Belastingdienst terugbetaald moet worden.
Compensatie BTW en overgangsregeling
Gemeenten en sportverenigingen zullen gecompenseerd worden voor het financieel nadeel wat wordt geleden bij verruiming van de BTW sportvrijstelling. De compensatie is verdeeld in € 153 miljoen voor gemeenten en € 88 miljoen voor sportverenigingen. Voor bestaande situaties komt er een overgangsregeling. Hoe die er precies uit komt te zien is nog niet duidelijk. Begin 2018 wordt overleg gevoerd tussen de ministeries van VWS en Financiën. Belangrijke factor hierin is dat BTW op oude investeringen mogelijk niet herzien hoeft te worden.
Alternatieve BTW sportstructuur
Door te werken met een commercieel sportbedrijf door gemeenten of een sportcoöperatie als alternatief voor de sportstichting kan ook in de toekomst BTW aftrek op investeringen in sportaccommodaties veilig worden gesteld. Dit is uiteraard niet van de ene op de andere dag geregeld, dus het is van belang tijdig over aanpassingen in de bestaande structuren na te denken.
Conclusie
Naar aanleiding van de aangekondigde verruiming van de BTW sportvrijstelling is het onder andere voor sportverenigingen die werken met een sportstichting en voor gemeenten die nu nog met 6% BTW sportaccommodaties ter beschikking stellen aan sportverenigingen zaak om te beoordelen of aanpassingen in de bestaande structuur doorgevoerd moeten worden. Het overgangsrecht waarover begin 2018 meer duidelijkheid wordt verwacht is daarbij uiteraard van belang. Het is belangrijk dat, mede gezien de VPB plicht voor overheidsondernemingen goede begeleiding plaats vindt in dit proces.